Principes

Toen wij afgelopen weken een fietstocht maakten langs de Po in Italië, kwam het regelmatig voor dat we overdag een kamer boekten voor diezelfde avond. Dat kan technisch heel makkelijk, zo dacht ik, bovendien was het geen hoogseizoen dus kamers zat. Ik stond (en sta) op het standpunt dat ik dat ‘in principe’ niet doe met de organisatie die onterecht veel coronagelden heeft opgestreken. Dus zat ik tijdens de cappuccino te prutsen op mijn telefoon om die organisatie te omzeilen. En telkens kwam ik toch weer bij die ene aanbieder uit die ik niet bij naam zal noemen. Ik ging overstag en ook de volgende keer ging ik wederom in zee met deze club, want, en dat moet ik ze nageven, ze hebben een mooi systeem opgetuigd dat goed werkt en waarmee je heel makkelijk een kamer kunt boeken. En toch zat het mij niet helemaal lekker. Hoewel ik van mijzelf weet dat vasthouden aan principes niet mijn allersterkste kant is, vond ik mijzelf nu wel heel makkelijk afglijden.

Na een poosje probeerde ik het al niet meer en ging ik direct met deze organisatie in zee. Want het leed is geleden, het wende en ze leken ook heel blij met mij te zijn want ze spraken mij aan met mijn voornaam: Hallo Jan zus, hallo Jan zo.

Tot ik aan het einde van de reis, al Pootje badend, een sublieme ingeving kreeg. We boekten een kamer bij een particuliere ‘host’ via deze organisatie, waar we twee nachten wilden blijven. We reserveerden één nacht en eenmaal aangekomen vroegen we of er ook voor een tweede nacht plaats was en dat was er. Wij betaalden hetzelfde bedrag zodat onze host er meer aan over hield. Dat bleek ook nog een student te zijn die het geld voor de verhuur van zijn appartement goed kon gebruiken. En zo hebben we, in ieder geval voor ons gevoel, toch nog iets goeds gedaan, ook al heeft een hoog Do-ist-der-Bahnhof-gehalte. Wat hebben we genoten en wat smaakten die cappuccinootjes ineens lekker. Hadden we veel eerder moeten doen.

Uit: 1000 PINGUÏNS Door: WASCO

Dit is mijn 53e blog. Over een maand verschijnt de 54e. Omdat het kan. Ook aanmelden kan. Schrijf je in op de E-mail nieuwsbrief. Zie https://janfossen.nl/

Deel dit via:

Super

Met mijn fietshelm nog op loop ik door een Duitse supermarkt. Oh ja, het mondkapje. Ik pak wat eten links en rechts uit de schappen en loop met volle handen naar de kassa. De caissière stuurt mij met de bananen naar de weegschaal, want ik had niks afgewogen. Ondertussen staan de mensen in de rij op mij te wachten. Ik kom terug met het stickertje. Ik reken af en wil zo snel mogelijk de winkel verlaten. Maar het lukt niet alle boodschappen even gauw mee te nemen. Telkens valt die worst uit mijn handen en de caissière wacht geduldig tot het uiteindelijk lukt. Ik mompel nog door mijn mondkapje heen, in het Duits, dat de worst niet meewil, maar geloof niet dat dit als een goede grap werd ervaren. Ik vond ‘m zelf niet eens grappig. Opgelaten verlaat ik de winkel. Auf wiedersehen!

Doet mij denken aan een initiatief van een Haagse huisarts die op de bakfiets naar mensen thuis gaat. Een huisarts zonder personeel (HZP-er) die zelf de telefoon opneemt en daarmee een persoonlijke band opbouwt met zijn patiënten. Dit is één van de voorbeelden die valt onder het initiatief van de Juiste Zorg op de Juiste Plek (JZOJP). Veel consulten vinden telefonisch of digitaal plaats (70%) en anders springt de huisarts op zijn fiets en gaat naar de patiënt toe. Of de patiënt komt, indien gewenst, naar de praktijk. Het is allemaal mogelijk. Het is persoonlijk. Het is kleinschalig. Hoeveel patiënten deze huisarts kan bedienen is mij niet geheel duidelijk, maar het initiatief is bewonderenswaardig. Qua concept is daar zeker van te leren. Ook in Duitse supermarkten.

Het gevoel dat de supermarkt niet op mij zit te wachten, dat ik eigenlijk enorm in de weg sta, dat ik mij niet aan de supermarktregels heb gehouden van karretjes en mandjes en zelf afwegen van fruit, want zo doen wij dat hier. Dat gevoel is fnuikend. Het gevoel er niet bij te horen. Ja, dan krijg je dit, lijken ze mij allemaal te willen zeggen.

Soms zou een beetje hulp best fijn zijn. Zal ik de banen even wegen? Wilt u een zakje? Lukt het allemaal een beetje? Nu voel ik mij toch de Grote Onhandige Man die misschien best leuk kan fietsen met z’n gekke fietsbroekje en z’n helm op z’n hoofd, maar zich niet onder de mensen moet begeven. Waarom komt die supermarkt niet naar mij toe? De Juiste Etenswaren op de Juiste Plek (JEOJP). Ik blijf buiten en de medewerker van de supermarkt haalt mijn boodschappen, desnoods per fiets, rekent af en wenst mij nog een fijne dag. Zou super zijn.

Uit: 1000 PINGUÏNS Door: WASCO

Dit is mijn 52e blog. Over een maand verschijnt de 53e. Omdat het kan. Ook aanmelden kan. Schrijf je in op de E-mail nieuwsbrief. Zie https://janfossen.nl/

Deel dit via:

De romantiek van de industrie

Vorige week fietste ik van Groningen naar Buitenpost in Friesland. Net voorbij Groningen kwam ik door Hoogkerk wat een bijzondere uitstraling heeft als je ervan houdt. Schoorstenen, grote silo’s en hoge hekwerken duidden op industrie en bedrijvigheid. Daar voorbij werd het landschap weer romantisch en fietste ik langs het Hoendiep door dorpjes als De Poffert en Gaarkeuken. Misschien zijn het niet eens dorpjes, maar gehuchten, hoewel het verschil mij niet helemaal duidelijk is.

En zo wisselen industrie en romantiek elkaar af. Ook in de geschiedenis was de Romantiek een reactie op de idealen van de Verlichting en op de Industrialisatie uit de achttiende eeuw. Dat zie ik hier met mijn eigen ogen gebeuren. Door wetenschappelijke verbeteringen en uitvindingen in onder andere de landbouw, kwam de industrialisatie op gang. Ook de komst van de stoomtreinen en stoomschepen droegen daaraan bij.

Romantici keerden zich tégen dit vooruitgangsgeloof. Zij wilden terug naar het oorspronkelijke, de ongerepte natuur. De oude natuur stond boven de nieuwe cultuur, want natuur bood rust en heling. Al fietsend kan ik mij wel iets voorstellen bij wat de romantici gedacht moeten hebben en als ik de krant lees zie ik ook nu geregeld iets terug van hun gedachtengoed. Ook bij mezelf bespeur ik soms een terug-naar-de-natuur-gevoel.

Aan de universiteit van Groningen is er zelfs een hoogleraar ‘Beleving en waardering natuur en landschap’. Zij is gepromoveerd op een onderzoek naar individuele verschillen in de waardering van ruige en verzorgde natuur. Nou lijkt de industrie van Hoogkerk mij niet direct vallen onder de definitie van ruige natuur, maar zo beleef ik het wel. Van mijn dochter die daar studeert begrijp ik dat het een ‘heel interessant onderzoeksgebied’ is. Dat vind ik ook, zolang ik er alleen maar doorheen hoef te fietsen.

Het uitzicht is indrukwekkend. Hier wordt karton gemaakt en suiker en de rookpluimen vormen samen met de wolken een mooi schouwspel. Het is wel de vraag of ik hier gefietst zou hebben als de romantici het voor het zeggen hadden gehad. Wandelen lijkt mij dan waarschijnlijker. Maar ook dat kan heel romantisch zijn.

Uit: 1000 PINGUÏNS door WASCO

Dit is mijn 51e blog. Over een maand verschijnt de 52e. Omdat het kan. Ook aanmelden kan. Schrijf je in op de E-mail nieuwsbrief. Zie https://janfossen.nl/

Deel dit via:

Jubileum

Wie jarig is trakteert. Aangezien dit mijn 50e blog is, zie ik dit als een jubileumuitgave. Dat moet gevierd! Misschien valt het niet iedere lezer op, maar de laatste twee jaar gaat elke blog gepaard met een plaatje van een pinguïn van de striptekenaar WASCO. Toen zijn boek met 1000 PINGUINS uitkwam, heb ik hem gevraagd of ik zijn tekeningen mocht gebruiken en kreeg ik de reactie dat één pinguïn per maand akkoord was. Want eigenlijk wil hij geen digitale pinguïns, zijn werk is juist een ode aan het papieren boek. Gelukkig heeft hij voor mij zijn hand over zijn hart gestreken en kan ik elke maand grasduinen in 1000 PINGUINS om een geschikt exemplaar aan mijn blog toe te voegen. De pinguïns zijn een loflied aan de grafische kunst. Hij beperkt zich tot drie kleuren: rood, oranje en blauw. In die beperking toont hij zijn meesterschap. Verder ken ik WASCO niet, het is een pseudoniem, dat zal duidelijk zijn. Er zit een man achter, en deze man heeft een ambacht. Hij noemt het ‘een boek met tekeningen’. En dat is het ook. Vermoedelijk is het een man van weinig woorden.

De teksten komen tot stand door te gaan zitten en niet meer op te staan, tot er een ruwe schets staat. Dat heb ik ooit eens gehoord, in mijn oren geknoopt en voor mij blijkt het te werken. Soms verwonder ik mij door-de-maand ergens over en zet ik dat in mijn telefoon. Of ik lees iets wat mij verbaast. Op de 30e kijk ik naar die aantekeningen of niet en besluit ik waar de blog over zal gaan. Het mooie is, al schrijvende komen de ideeën vanzelf. Het meeste werk gaat zitten in het schaven en aanscherpen van de eerste versie. ‘Kill your darlings’ vind ik geen eenvoudige, maar wel een noodzakelijke stap. En dan laat ik er soms nog te veel leven. Oefening baart kunst.

Maar vandaag gaat deze blog helemaal nergens over. We vieren de 50 en ik trakteer op enkele pinguïns die eerder al eens voorbij zijn gekomen. Met de groeten van WASCO, want pinguïns zijn cool.

Uit: 1000 PINGUÏNS

Door: WASCO

Dit is mijn 50e blog. Een jubileum! Over een maand verschijnt de 51e. Omdat het kan. Ook aanmelden kan. Schrijf je in op de E-mail nieuwsbrief. Zie https://janfossen.nl/

Deel dit via:

Verbazingwekkend

Soms verbaas ik mij waarover ik mij verbaas. Zo kwam ik laatst, op de fiets natuurlijk, een Limburgse tractor tegen met een uitlaatpijp die naar boven wees. Bovenop die pijp zat een flexibel klepje die open ging als de bestuurder gas gaf en naar beneden als hij minder gas gaf. Wat is de functie van zo’n klepje, vroeg ik mij af. Is het een indicator voor iets? En voor wat dan? Kan de bestuurder daaruit afleiden hoe hard hij gaat? Als ik in gezelschap ben breng ik dat soort zaken soms ter sprake, maar een goed gesprek hierover is toch niet eenvoudig. In feite interesseert het mij ook niet echt en daarom verbaas ik mij erover dat ik mij er toch over verbaas.

Omgekeerd gebeurt het ook, dat ik mij niet verbaas over iets verbazingwekkends. Zo kwamen we in het centrum van Swalmen op de Mert een terras tegen waar niemand zat. Het was tussen de middag en droog en we namen plaats. Iedereen zal wel aan het werk zijn, dacht ik, het is een klein stadje, dus logisch dat er niemand zit. Maar als je erover nadenkt is het heel merkwaardig: Limburg, centrum, terras, niemand.

Het was overigens een aangename verpozing en de eigenaresse was een jonge onderneemster die vóór corona het contract had getekend om de zaak over te nemen, zo vertelde ze, tijdens corona amper omzet heeft kunnen maken en nu hoopt op het allerbeste. Overheidssteun krijgt ze niet want ze voldoet niet aan de criteria die daarvoor gelden. Toen begon de verbazing weer op te spelen. Helaas begon het te regenen en ze mocht ons niet naar binnen uitnodigen want dan riskeerde zij een boete en dat wilde zij niet en wij nog minder. Ze nodigde ons uit om even in het voorportaal van haar etablissement te gaan zitten, zodat we droog zaten, maar niet binnen. Verbazingwekkend dat ze ons daar liet plaatsnemen want ik vermoed dat een wakkere ambtenaar dit toch als ‘binnen’ zou kunnen bestempelen. Dus begon ik mij te verbazen over het verschil tussen binnen en buiten in het algemeen en in dit bijzondere geval. Totaal niet interessant, want we zaten droog en de koffie was prima, maar ja, sommige gedachten zijn sterker dan jezelf. Dat zij de moed heeft ons hier te laten plaatsnemen, het risico op een boete voor lief neemt, maar bovenal gewoon open is terwijl er niemand komt, dat is pas verbazingwekkend. Dus ik zou zeggen: op naar de Mert in Swalmen!

Uit: 1000 PINGUÏNS door WASCO

Dit is mijn 49e blog. Over een maand verschijnt de 50e. Omdat het kan. Ook aanmelden kan. Schrijf je in op de E-mail nieuwsbrief. Zie https://janfossen.nl/

Deel dit via:

Verschillen

Toen de terrassen weer open gingen ben ik natuurlijk direct naar het eerste het beste terras gehold om daar eens rustig te gaan zitten nu dat weer kan en mag. Wat zat ik daar lekker en wat heb ik genoten. Veel mensen kwamen voorbij en er is niks leukers dan daarnaar te kijken. Rijke mensen, arme mensen, dikke en dunne mensen, mooie en minder mooie mensen, en ondertussen nipte ik aan mijn drankje.

De verschillen tussen de mensen zijn groot. Daar hoef ik het rapport van de RVS niet voor te lezen. De RVS is een niet zo’n bekende club die (ongevraagde) adviezen geeft aan de regering, en staat voor ‘Raad voor Volksgezondheid en Samenleving’. Ook op internet zijn ze niet zo bekend want daar kom je onherroepelijk op Roestvrijstaal, dat blijkbaar veel bekender is.

In die Raad zitten hoogopgeleide Nederlanders die beweren dat laagopgeleide landgenoten zes jaar eerder dood gaan en 15 jaar in minder goede gezondheid leven. Dat zijn me nogal een verschillen. Het verkleinen van die verschillen vraagt niet alleen om oplossingen op verschillende terreinen, zo geven zij aan, maar ook om radicale oplossingen. Uitgangspunt is wel steeds hetzelfde: preventie moet veel belangrijker worden. En daarvoor is niet alleen gezondheidsbescherming nodig, zoals mondkapjes en 1,5 meters, maar vooral ook gezondheidsbevordering. Het is zeer de vraag of Rutte die ommezwaai wil maken.

Tja, daar zit ik dan als hoogopgeleide Nederlander. Ooit een studie gedaan die ‘voorkomen van ziekte’ hoog in het vaandel had staan en dat mij altijd meer heeft aangesproken dan, om het oneerbiedig te zeggen, hier en daar wat pilletjes uitdelen. En nu komen ze met dit advies. Ik wil niet zeggen dat ze er een beetje laat mee zijn, hoewel dat wel het geval is. Het is meer dat ik een beetje treurig word van al die verschillen.

Dus op naar Maastricht, waar de GGD Zuid Limburg helemaal achter dit voorstel staat en waar mijn studiejaren zijn begonnen. Op de fiets natuurlijk, om die depressie voor te blijven, maar vooral ook om de gezondheidsverschillen niet moedwillig te verkleinen. Laten ze óns maar inhalen. Daar zeggen ze, als op een school meer dan 10% van de kinderen overgewicht heeft, dan zou er een wettelijke verplichting moeten gelden om de school intensief te ondersteunen. Bijvoorbeeld door een verlengde schooldag met meer sport en spel en met een gezonde lunch. Uit de praktijk blijkt dat dit resulteert in minder overgewicht. Dus waar wachten we nog op?

Bovendien, je kunt daar ook heerlijk op een terrasje zitten en vlaai eten. En ondertussen alle verschillen bewonderen.

Uit: 1000 PINGUÏNS door WASCO

Dit is mijn 48e blog. Over een maand verschijnt de 49e. Omdat het kan. Ook aanmelden kan. Schrijf je in op de E-mail nieuwsbrief. Zie https://janfossen.nl/

Deel dit via:

Roet in het eten

Misschien was het nog niet zo opgevallen, maar iedere 30e van de maand publiceer ik mijn blog. Inmiddels is dat een heilig moeten geworden, echter dit keer is het mij niet gelukt. Mijn vader gooide roet in het eten. Dat deed hij nooit, bescheiden als hij was. Hij eiste niet zo snel de aandacht op en als er werd gebeld, was het meestal mijn moeder en praatte hij op de achtergrond een beetje mee. Hij luisterde liever. Zelfs toen hij in het verpleeghuis zat en ik vanwege coronamaatregelen via een telefoon en een raam ertussen met hem communiceerde, waren zijn non-verbale uitdrukkingen veelzeggender dan wat hij zei.

Hij hoefde niet de eerste te zijn en was wars van competitie. Willen winnen was niet zijn sterkste eigenschap. En als dat wel van hem werd verwacht kwam vroeg of laat de mededeling: functie elders.

Wandelen en fietsen deed hij graag. Als hij had gekund had hij zeker een stukje meegelopen met zijn kleindochter langs het natuurpad van Groningen naar Brabant voor de Plastic Soup Foundation, onderweg afval prikkend. Hij zou trots zijn geweest op het resultaat van meer dan 120 kg afval. Rotzooi was hem een doorn in het oog. ‘Opruimen’ zei hij vroeger op een nogal commando achtige wijze, als mijn tas op een verkeerde plek in de woonkamer stond.

Wat ik van hem heb geleerd is om dingen niet belangrijker te maken dan ze zijn. Hij kon streng zijn, en tegelijkertijd bleef er altijd een glimlach om zijn mond hangen. Alsof hij wilde zeggen, ik wil dit wel, maar ach, ik begrijp ook goed als het niet gebeurt. Neem jezelf niet te serieus, dat was zijn boodschap. Afhankelijkheid was een schrikbeeld voor hem. Hij dopte het liefst zijn eigen boontjes en liet ons dat ook doen. En hij realiseerde zich tegelijkertijd dat totale onafhankelijkheid niet realistisch is en dat mensen ‘wederzijds afhankelijk’ zijn. Zo verwoordde hij dat en zo bracht hij dat in de praktijk. Ik mocht hem vorige week nog helpen met koffie drinken, samen hielden we het kopje vast.

Ondertussen pakken we de draad weer op. Zetten we de stoelen recht, gaan we opruimen, de bloemen herschikken, de krant lezen, maar de letters lijken niet goed door te dringen. Alsof zijn mist nog een beetje is blijven hangen. Gedachten dwalen af en in dromen komt hij voorbij.

‘Te leven is een gunst, te weten hoe een kunst’, vertrouwde jij eens toe aan het papier. Luister maar naar wat Big Daddy daarover te zeggen heeft in de live versie van Walk A Mile In My Shoes. Volgens mij zijn jullie het roerend eens. Dag pap.

Uit: 1000 PINGUÏNS
Door: WASCO

Dit is mijn 47e blog. Over een kleine maand, op de 30e, verschijnt de 48e. Omdat het kan. Ook aanmelden kan. Schrijf je in op de E-mail nieuwsbrief. Zie https://janfossen.nl/

Deel dit via:

Hoogtepunten

Toen ik onlangs een fietstocht maakte langs de grens met België in Noord-Brabant, onder Breda en Tilburg, kwam ik zomaar een landlopersbegraafplaats in Wortel (B) tegen. Ik had nog nooit gehoord van een landlopersbegraafplaats en ook Wortel was mij onbekend. Het beeld trof mij. De vele witte kruisjes op de begraafplaats bevatten meestal geen naam, maar een nummer op een loden plaatje. Rondom de begraafplaats stonden bomen, de zon was nog waterig en probeerde terrein te winnen. Het was een fascinerend gezicht. Het beste zou zijn geweest om dit tafereel te schilderen, maar vanwege de tijd heb ik er een foto van gemaakt.

Uit het hele land werden mensen in armoede naar dit gebied gestuurd om aan landbouw te doen, naar school te gaan en discipline aan te leren. Er werden vrije en onvrije “koloniën” gesticht. Bij de vrije koloniën werden families in kleine hoeves gehuisvest. In de onvrije koloniën werden de “kolonisten” tewerk gesteld. Landlopers, bedelaars en weeskinderen werden al dan niet gedwongen opgenomen. We hebben het over zo’n 200 jaar geleden, toen Nederland en België nog bij elkaar hoorden. Ook in Nederland zijn enkele van dit soort koloniën opgericht met hetzelfde nobele doel: armoede bestrijden. En ineens bedacht ik me: hé, ik heb een zwager die daar zijn werk van heeft gemaakt, ik zal hem eens vragen of hij Wortel kent.

Een ander hoogtepunt is de grillige grens tussen beide landen. Er is daar geen duidelijke scheidslijn, maar het is alsof een kleuter met Parkinson is gaan krassen, wat vervolgens tot grens is gebombardeerd. En even verderop blijkt de grens zelfs een lappendeken van stukjes België in Nederland te zijn en vice versa. Ik was tot dan toe in de veronderstelling dat alleen Baarle-Nassau en Baarle-Hertog in tweeën waren geknipt, zoals vroeger het geval was tussen Oost en West Berlijn. Maar nee, er is meer aan de hand. Toen ik goed op de kaart keek zag ik ook kleine stukjes bos in Nederland die bij België horen. En als er een keer een burgemeester opstaat die aan alle grilligheid een einde wil maken, dan krijgt hij nul op rekest: grensoverschrijdend gedrag. Tja, dit speelt al 800 jaar, ga er maar aan staan. En zo’n grens is moeilijk vast te leggen op de foto.

Maar het aller hoogste punt is toch het meest noordelijke puntje van België in Meersel-Dreef, recht onder Breda. Daar staat een grenspaal en sinds kort ook een houten informatiebord. Hier heb ik een selfie gemaakt, maar geslaagd is het beeld zeker niet.

De foto van de landlopersbegraafplaats is toch de mooiste herinnering aan deze tocht. Al fietsend voelde ik mij verwant met deze landlopers en stiekem zou ik er wel eentje willen zijn. Lekker anoniem als nummer door het leven. Wat hout hakken met m’n landlopersvrienden en ’s avonds verhalen vertellen bij het haardvuur. De romanticus in mij is onverslaanbaar.

Uit: 1000 PINGUÏNS
Door: WASCO

Dit is mijn 46e blog. Over een maand verschijnt de 47e. Omdat het kan. Ook aanmelden kan. Schrijf je in op de E-mail nieuwsbrief. Zie https://janfossen.nl/

Deel dit via:

Op rolletjes

Deze week was er een mevrouw, zo stond in de krant, die was in de Prikstraat terecht gekomen, terwijl ze in de Teststraat een afspraak had. Lang verhaal kort: in plaats van een test kreeg ze een prik. Vervolgens las ik allerlei verklaringen over procedures die niet zijn gevolgd, afslagen die zijn gemist en vergeten briefjes. Tja.

Ging er bij mij maar eens iets faliekant mis. Helaas kan er niet zo veel mis gaan als je vanachter je bureau de werkzaamheden uitvoert. Hooguit een keer een verkeerd nummer bellen of het koffieapparaat aan laten staan. Ik bedoel echt mis, dus dat ik bijvoorbeeld de auto niet vóór de huisartsenpraktijk parkeer, maar naar binnen rijd en iedereen aan het schrikken maak. En dan de auto laten staan en zelf hard weglopen. Ook dat staat in de krant en ik kan dat soort berichten, hoe onwaarschijnlijk ook, niet overslaan. Hier loopt alles echter op rolletjes. En dat komt dan weer niet in de krant. Dus publiceer ik het maar zelf.

Zoals gisteren. Ik had een digitale afspraak met een huisartsenpraktijk. Er deden zeven huisartsen mee en zes assistenten. Mijn beeldscherm was gevuld met heel veel hoofden en die mocht ik allemaal toespreken, welkom heten en meenemen in de casuïstiek over spoedzorg. Zoals een mevrouw Veldhuis die de praktijk belt vanwege een pijnlijke knie of meneer de Vries met een rood en ontstoken oog. De casuïstiek was bedoeld om de discussie tussen de assistenten en de huisartsen op gang te krijgen, om te zien of de praktijk goede onderlinge afspraken had en natuurlijk om de kennis te toetsen. Dat lukte allemaal vrij goed en ik ben bij dit soort sessies altijd weer onder de indruk van de kennis die de assistenten paraat hebben en het gemak waarmee ze aanvullende vragen weten te bedenken. Het zijn duidelijk vakmensen. Mijn moeder, net 88 geworden, zou het liefst de assistenten overslaan en direct de dokter aan de lijn krijgen. Sterker nog, als ze de kans kreeg zou ze zelfs die overslaan en meteen de specialist raadplegen of zelfs bij Rutte op de koffie gaan. Want ja, die assistenten stellen allerlei vragen ‘waar ze niks mee te maken hebben’. Het is een hardnekkig misverstand.

Enfin, het liep dus op rolletjes en na afloop was iedereen tevreden, inclusief ikzelf. Ook de techniek had ons niet in de steek gelaten dus viel er niks te klagen.

Wel een vraag die bij mij opkwam: was die mevrouw die per ongeluk in de Prikstraat terecht was gekomen niet verbaasd dat ze haar mouw moest opstropen? Daarover stond helaas niks in de krant en zou ik nog graag eens willen weten.

Uit: 1000 PINGUÏNS
Door: WASCO

Dit is mijn eerste blog dit jaar. Volgende maand verschijnt de volgende. Omdat het kan. Ook aanmelden kan. Schrijf je in op de E-mail nieuwsbrief. Zie https://janfossen.nl/

Deel dit via:

Een bewogen jaar

Er wordt wat af geblowd de laatste maand. Als ik ’s morgens wakker word staan ze buiten al te blowen, als ik mijn dagelijkse fietsrondje doe, zie ik diverse buurtgenoten blowen. Dus ik dacht, wordt het niet eens tijd dat ik zelf ga blowen?

Het fijne van blowen is, zo lijkt het, dat je er helemaal in op kunt gaan. Je hoort en ziet niks en niemand meer en de blaadjes dwarrelen gezellig om je heen. En als je klaar bent kun je de volgende dag weer opnieuw beginnen want je blowt altijd te vroeg.

Tot op heden heb ik de drang kunnen bedwingen om een blower aan te schaffen, maar hoe lang houd ik dat nog vol? The answer, my friend, is blowin’ in the wind, zou onze Nobelprijswinnaar hebben gezegd.

Ik zou mij kunnen voorstellen dat blowen een vervanging kan worden voor het vuurwerk dat er dit nieuwjaar niet wordt afgestoken. Dan gaat iedereen na middernacht met een blower door de straten en maken we er nog iets moois van. Je blowt makkelijk de buurman ’s pet van z’n hoofd, zodat er ook nog wat te lachen valt. Bovendien, en dat is denk ik het grootste voordeel, uit onderzoek is gebleken dat die virussen helemaal niet zo van blowen houden. Ze blijven zitten waar ze zitten en hebben geen enkele goede reden meer om te gaan bewegen.

Ik heb het eens op een bierviltje uitgerekend, maar als je al het geld dat begin dit jaar aan vuurwerk is besteed, zo’n 77 miljoen, aan blowers zou uitgeven, dan kun je ongeveer een miljoen blowers aanschaffen. Dat betekent dat bijna iedere man in Nederland van mijn cohort, dus tussen de 50 en 60 jaar (begin nooit te vroeg), een blower kunt geven. Gesubsidieerd door de overheid. Als dat geen feest wordt.

Mocht het nou allemaal niet lukken met dat blowen, bijvoorbeeld omdat de blowers zijn uitverkocht, te duur zijn of omdat je blower uitgeput in de schuur staat, dan is mijn wens voor de start van het nieuwe jaar: Omarm de stilte en ervaar de ruimte.

Uit: 1000 PINGUÏNS
Door: WASCO

Dit is mijn laatste blog dit jaar. Volgend jaar verschijnt er weer één. Omdat het kan. Ook aanmelden kan. Schrijf je in op de E-mail nieuwsbrief. Zie https://janfossen.nl/

Deel dit via: